Patella stabilisatie
Oorzaken van een instabiele knieschijf zijn
1. Het bandje aan de binnenzijde van de knieschijf kan niet meer goed werken (MPFL ruptuur)
2. Een hoogstand van de knieschijf (patella alta); de afstand tussen de aanhechting van de knieschijfpees op het scheenbeen en de knieschijf is te groot.
3. Het gootje in hwet bovenbeen waar de knieschijf doorheen glijdt kan te vlak zijn (trochlea dysplasie)

De knieschijf uit de kom, dan is bijna altijd de MPFL band gescheurd
Wanneer de knieschijf uit de kom gaat kan een zogenaamde MPFL reconstructie een oplossing zijn om de knieschijf weer stabiel te maken. Informatie over de operatie vind u hier


Rood = knieschijf uit de kom Rode band = herstel MPFL
Soms kan het ook nodig zijn om een aanvullende operatie gelijkertijd uit te voeren bij de MPFL reconstructie, als bijvoorbeeld de knieschijf relatief hoog staat willen we die iets naar beneden brengen (distalisatie van de tuberositas tibia) om de kans op een nieuwe luxatie te verkleinen.

Deze illustratie komt uit het NTVG. Bij B is de aanhechting van de knieschijfpees naar beneden gebracht.
Wanneer het gootje (trochlea) waar de knieschijf door heen moet lopen ondiep is kan dat ook een reden zijn om ook nog een zogenaamde trochlea plastiek erbij uit te voeren. met deze techniek wordt de geul als het ware uitgediept. Ook ernstige X-benen of rotatie afwijkingen rond de heup kunnen reden zijn voor patella instabiliteit

Dit zijn de kenmerken op een rontgenfoto van een ondiep gootje waar de knieschijf doorheen moet glijden
Uit de literatuur dat door een operatie de kans op een nieuwe luxatie van de knieschijf tussen de 5-7 % is. Terwijl de kans na een eerst uxatioe op een 2de luxatie 50% is al er 2 risoco factoren zijn. zijn er 3 risico factoren dan wordt de kans op een 2de luxatie 75%. De risicofactoren zijn; 1. hoogsstand van de knieschijf, 2. hyperlaxiteit, 3. trochlea dysplasie, 4. toegenomen Q-angle of ernstige X-benen, 5 rotatie afwijkingen van de heup (anteversie > 35 graden)
Hieronder ziet u een zogenaamde factsheet waarin eea wordt uitgelegd.
.jpg)
Nog meer patienteninformatie via deze link
U heeft een operatie gehad omdat uw knieschijf uit de kom ging.
Hier vindt U adviezen en informatie over de nabehandeling van de operatie.
Revalidatie na patella stabilisatie
Fase 1 Spalkfase 1-4 weken
Functie niveau
- Passieve mobilisaties patellofemoraal
- Motorische reactivering van de M. quadriceps (eventueel met elektrostimulatie), startend met isometrische oefeningen, opbouwend van geleiden actieve oefeningen.
- Actieve oefeningen, gluteaal- en kuit musculatuur
Activiteiten- en participatieniveau
- Spalkbeleid: week een streep vier belast mobiliseren (staan en lopen) alleen toegestaan met spalk. In rust zo nodig de pijn demping. Week 5 – 6 afbouw van gebruik spalk. Dit alleen als pijn klachten ter hoogte van de tuberositas tibia niet toenemen.
- Neuromusculaire training met kwalitatief correcte uitvoering.
- Optimaliseren van het looppatroon, zowel in de fase waarin spalk wordt gedragen als tijdens afbouw van spraak gebruik. De juiste balans zoeken in opbouw van belasting en gebruik krukken.
Afwijkend beloop
- Als de wond niet sluit of infectie optreedt.
- Als er na 6 weken in force verminderde flexie is van < 30°.
- Opbouwen naar volledige belasting niet lukt. Hierbij aandacht voor toename pijnklachten de hoogte van de tuberositas tibea.
- Als er na 4 – 6 weken geen willekeurige controle is van de m quadriceps.
Na twee weken vindt wond controle plaats, na 6-8 weken controle bij de orthopedisch chirurg. Voor de start met fase twee hoeft niet op deze controle gewacht te worden.
Criteria overgang naar fase 2
· Goede wondheling · Geen pijn in de knie
· Minimale hydrops/synovitis · Normale mobiliteit patella (links = rechts)
· Extensie 0° en flexie minimaal 90°
· Willekeurige aanspanning van de m. quadriceps
· Kwalitatief correcte uitvoering van de neuromusculaire oefeningen in fase 1
Fase 2 training’s opbouw 4 – 14 weken indien er voldaan is aan de overgangscriteria
Functie niveau
- Oefenen volledige ROM in onbelaste situatie.
- Opbouw krachttraining onderste extremiteit: training van ze wel open als gesloten keten, in traject 0 – 90°.
- Start vanaf week vier: starten met veel herhalingen en laag training’s gewicht (onder lichaamsgewicht), vervolgens verminderen herhalingen en verhogen van het gewicht (met toepassing van extra gewicht).
- Hierbij aandacht voor reactie van de knie, hydropsie en pijnklachten ter hoogte van de tuberositas tibiae.
- Intensiveren van oefeningen voor gluteaal- en kuitmusculatuur (minder herhalingen, meer weerstand).
Activiteiten- en participatieniveau
- Uitbreiden van neuromusculaire training met kwalitatief correcte uitvoering.
- Starten met buiten fietsen
- Cyclische belasten trainingsvormen, mn aeroob
- Vanaf week 10-12 starten met joggen indien belastbaarheid van de knie dit toelaat.
- Start met agility training
- Werkhervatting
Criteria overgang naar fase 3 · Kwalitatief correcte uitvoering van de neuromusculaire oefeningen in fase 2
· LSI > 80% voor kracht van m. quadriceps en hamstrings
· LSI > 80% voor hoptestbatterij · Afnemen van de IKDC en/of KOOS
Fase 3 Sportspecifiek 15 weken Indien voldaan aan de Overgangscriteria (kan Dus ook eerder zijn)
Functie niveau
- Behouden van volledige ROM
- Intensiveren van sport specifieke spierversterkende oefeningen
Activiteiten- en participatieniveau
- Uitbreiden van neuromusculaire training met kwalitatief correcte uitvoering
- Uitbreiden van krachttraining in volledige ROM
- Uitbreiding van joggen/fietsen naar sport specifieke belasting
- Uitbreiden en intensiveren van agility training
- Hervatten van training bij eigen sportclub, indien belastbaarheid van de knie dit toelaat
Criteria beëindigen revalidatie
· Correct looppatroon, symmetrisch hardlooppatroon en kwalitatief correcte uitvoering van sportspecifieke bewegingen
· LSI > 90% voor kracht m. quadriceps en hamstring
· LSI > 90% voor hoptestbatterij, aangevuld met de single leg hop and hold test
· Drop jump met observatie / videoanalyse van kwaliteit van bewegen
· Afnemen van de IKDC en/of KOOS
· Graag terugkoppeling over het revalidatietraject naar medisch specialist d.m.v. de brief die aan de patiënt is meegegeven